Chronologie (Nederlands)

Biografisch overzicht van de schilder en graveur Tobeen
Eigenzinnig kubist, poëtisch realist / Un poète du cubisme

1880-1902
1880 Op 19 juli, wordt Félix Élie Bonnet geboren in Bordeaux. Hij is de zoon van Charles Jean Bonnet en Claire Josephine Guillemet. Zijn familie heeft een werkplaats waar hout wordt bewerkt en schilderijlijsten worden gemaakt. Hier doet Félix Bonnet zijn eerste vakkennis op wat betreft het schilderen en houtgravures maken. Hij gaat later het pseudoniem Tobeen gebruiken.
Vervolgens doet hij ervaring op bij de schilder Emile Brunet in Bordeaux die bij de symbolist Gustave Moreau in Parijs heeft gewerkt en bedreven is in de fresco- techniek. Tobeen past deze techniek toe in zijn schilderijen uit zijn kubistische periode. Hij is deels opgeleid, deels autodidact

1902-1907
In deze periode vervult Tobeen eerst zijn militaire dienstplicht, vervolgens betrekt hij een eigen atelier in Bordeaux. Hij maakt al in Bordeaux kennis met de versobering van vormen en kleurgebruik die kenmerkend is voor het kubisme. Hij is bevriend met kunstenaars uit zijn geboortestad, met de schilders André Lhote, Charles Lacoste, en de schrijver Olivier Hourcade. Deze kunstenaars, evenals Tobeen, bezoeken de Salon in Bordeaux van de verzamelaar Gabriel Frizeau in wiens collectie zich werk van Paul Gauguin, Odilon Redon, Rodolphe Bresdin bevinden. De kunstliefhebber is bevriend met de dichter Francis Jammes en onderhoudt contacten met Parijse schrijvers. Tobeen heeft altijd veel in het gezelschap van dichters en schrijvers verkeerd, zijn werk krijgt dan ook steeds meer een poëtisch karakter.
Tobeen houdt van het buitenleven, hij trekt zijn naaste omgeving in en gaat vaak naar La côte basque niet ver van de Spaanse grens en naar het Baskische bergland. Een aantal van zijn vrienden woont in Ciboure of komt, zoals de componist Maurice Ravel, hierheen. Tobeen blijft zijn leven lang het Zuiden opzoeken, vooral hier vindt hij de onderwerpen voor zijn schilderijen.
Hij voorziet in zijn levensonderhoud onder meer door als clown op te treden.
Het vroegste schilderij dat van hem is bekend Les pins au soleil couchant is gedateerd 1903 en gesigneerd met Tobeen.

1907-1914
1907 Tobeen verhuist van Bordeaux naar Parijs. Hij vindt een atelier in La Ruche aan de rand van Montparnasse waar ook Chagall, Léger, Modigliani, Zadkine e.a. een onderdak hebben.
In Parijs ziet hij op tentoonstellingen werk van Paul Cézanne en maakt hij kennis met Picasso en Braque.
1909 Tobeen verdient bij door de rekwisieten voor een komisch toneelstuk in het Nouveau Cirque te verzorgen.
Hij exposeert zijn werk nog in Bordeaux, Fête d’Urrugne en Pauvres vieilles maison.
1910 In deze tijd betrekt Tobeen een klein atelier, avenue Trudaine, nummer 17, op Montmartre.
Dat jaar exposeert hij nog een keer in Bordeaux, La baie de St-Jean-de-Luz en Soir d’Automne.
1911 Hij neemt in Parijs deel aan de veelbesproken Salon des Indépendants waar veel werk van kunstenaars hangt die de kubisten werden genoemd en die een jaar later de Section d’or expositie organiseren. Tobeens werk hoort thuis bij de werken van de Section d’or, o.m. die van de broers Duchamp, Gleizes, Laurencin, Léger, Lhote, Metzinger, Picabia; deze worden gekenmerkt door een ‘style parallèle’, stijl parallel aan die van Picasso en Braque.
1912 Tobeen stuurt voor de Section d’or expositie een aantal tekeningen en tien schilderijen in, o.a. Les faucheurs (De maaiers), Repos en Pelotaris. Het laatst genoemde schilderij was op de Salon des Indépendants in april van datzelfde jaar al verkocht aan de bekende kunstcriticus Théodore Duret. Het geeft Tobeen veel bekendheid en dit schilderij is ook in de eenentwintigste eeuw een van de bekendste werken van Tobeen.
1913 In dit jaar leert Tobeen de dichter Jean Lebrau kennen met wie hij een jarenlange vriendschap onderhoudt.
Tobeen gaat werken als decorbouwer voor het Théâtre Idéaliste, een niet-commercieel avant-garde theater.
Hij schildert een van zijn meest abstracte werken, Le bassin dans le parc.
Er is een schets van Les pelotaris te zien op de Armory Show in New York.
1914 De Nederlandse verzamelaar, dominee H. van Assendelft, koopt het schilderij Le filet op de Salon des Indépendants. Het wordt in mei tentoongesteld bij de Rotterdamsche Kunstkring. Uit een brief van Mondriaan aan de dominee blijkt dat Tobeen in Parijs Nederlandse contacten heeft.

1914-1918
1914 Begin augustus breekt de Eerste Wereldoorlog uit.
1915 In maart moet Tobeen onder de wapens. Hij raakt zwaar gewond en wordt een half jaar later afgekeurd.
1916 In Parijs treedt Tobeen in het huwelijk met de dichteres Louise Justine Dewailly. Zij verhuizen naar rue de Dunkerque, nummer 79. Hij schildert in deze periode Les vendanges.
1917 Het echtpaar reist van nu af aan niet alleen naar Bordeaux en het Baskenland, maar gaat ook vaak naar de kust van Picardië en noordelijker.
Tobeen heeft een solotentoonstelling bij galerie Eugène Blot in Parijs. Hij toont er vijftien schilderijen, waaronder Le marché, La soupe, Le sommeil du fils, aquarellen en een houtgravure, Le fumeur.
1918 De Tobeens verblijven lange tijd in Saint-Jean-de-Luz en zijn net terug in Parijs als de oorlog in november eindigt.

1918-1928
1918 Vanaf dit jaar heeft zijn werk zoveel belangstelling van kunsthandelaren dat Tobeen met moeite voldoende weet te produceren. Hij werkt langzaam en precies.
1919 In het voorjaar en de zomermaanden verblijven Tobeen en zijn vrouw in Nice. In november neemt Tobeen weer deel aan de Salon d’Automne o.a. met het schilderij Danse. Tot 1934 stelt hij vrijwel jaarlijks in deze Salon tentoon.
1920 Tobeen werkt vanaf dit jaar in de zomermaanden in Saint-Valery-sur-Somme (Picardië) en omgeving, en ’s winters in Nice. Hij doet mee aan exposities in Parijse galeries, b.v. galerie Sauvage, galerie Berthe Weill, galerie Marcel Bernheim.
1921 In november heeft Tobeen een tweede solotentoonstelling bij galerie Haussmann, er hangen zesenvijftig werken, veel (bloem)stillevens, b.v. Nature morte aux fruits et fleurs en o.a. Vénus à la colombe.
1922 In de periode 1922-1926 exposeert Tobeen regelmatig bij galerie Dominique, o.a. het werk Nu allongé.
1924 Tobeen en zijn vrouw verhuizen naar Saint-Valery-sur-Somme en betrekken een huis met tuin waar hij met plezier bloemen en groentes kweekt.
Zijn schilderij Le repos dat is aangekocht door de Amerikaanse collectioneur T. Catesby Jones wordt tentoongesteld in het Virginia Museum of Fine Arts, Richmond VA, USA.
1925 Op de expositie Section d’or 1912-1925 hangen twee werken van Tobeen, Les pelotaris (1912) en À la fontaine (1924). Ook Picasso doet dan aan de tentoonstelling mee.
1926 Tobeen exposeert zes werken in de Salon des Tuileries, o.a. Pommes et citrons en Grand pavois.
Hij maakt houtgravures voor het boek ‘Images de Moux’ van zijn vriend Jean Lebrau.
1927 In juni houdt galerie Druet de Exposition de Dix Peintres Bordelais waaraan Tobeen en o.m. André Lhote, Albert Marquet, Charles Lacoste
en Georges de Sonneville deelnemen. Twee werken van Tobeen, Nature morte au pivoines en Vue de Saint-Jean-de-Luz worden door de Nederlandse kunstkenner H.P. Bremmer gekocht. De schilderijen komen in het bezit van zijn leerling, de verzamelaar H. Kröller- Müller die door Bremmer wordt geadviseerd. Ook staat Bremmer in contact met een aantal Nederlandse kunsthandelaren, Willem Scherjon en Willem C.A. Huinck, en met vele andere collectioneurs zodat onder zijn invloed Tobeens werk in Nederland steeds meer belangstelling krijgt.
1928 Werk van Tobeen is in mei te zien in de Salon des Tuileries, o.a. Dahlia’s en in november op de tentoonstelling Moderne Fransche Meesters bij Vereeniging Voor de kunst in Utrecht, o.a. Le pêcheur.

1928-1938
1928 Vanaf dit jaar tot zijn overlijden exposeert Tobeen in Parijs op de Salon d’Automne en de Salon des Tuileries, en zijn werk wordt regelmatig in Nederland, te Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag tentoongesteld.
1931 Tobeen maakt aquarellen in de bibliofiele uitgave van de roman ‘La Bonifas’ van Jacques de Lacretelle.
1938 Voor het laatst stuurt Tobeen werk in naar de Salon des Tuileries, Hortense en Fontaine.
Hij overlijdt op 14 maart in Saint-Valery-sur-Somme. Hierna blijft zijn werk steeds te zien op tentoonstellingen in Frankrijk, Nederland en de USA. Vooral na 1960 als de belangstelling voor werk met een ‘style parallèle’ aan het kubisme van Picasso en Braque weer toeneemt.