Categoriearchief: Supplements

Supplement (2012-2017)

Na de tentoonstellingen in Bordeaux en Amersfoort met bijbehorende catalogi is er aanvullende informatie gevonden. Een uitgebreid neerslag hiervan is hier te lezen.

After the 2012 exhibitions in Bordeaux and Amersfoort, so after publication of the accompanying catalogues additional information was recovered. You can read on a long page here.

La Section d’or tentoonstelling in Parijs,1912.

Excelsior 1912Tobeen nam met tien schilderijen en een aantal tekeningen deel aan de Section d’or tentoonstelling in Parijs, 10 – 30 oktober 1912. Hij had evenals de andere deelnemers werk van de laatste jaren ingezonden o.m. Les faucheurs (cat. 57, Huber-Spanier, 2012), Le repos (cat. 58), Consolation (cat. 83) en Les pelotaris (cat. 59). Werk dat zijn ontwikkeling liet zien zoals dit eveneens gold voor de inzendingen van de meer dan dertig andere exposanten. De diversiteit was dan ook groot, zoals de aankondiging van de tentoonstelling in Excelsior, 18 oktober 1912, illustreert met de afbeeldingen van zes werken, van respectievelijk Marcel Duchamp met Nu descendant un escalier, Tobeen met Pelotaris (1912), Pierre Dumont met La cathédrale (1912), Francis Picabia met Musique de procession, Henry Valensi met Rythme de la Sainte-Moscou (1912)en Juan Gris met L’homme au café (1912).

 

Recensie Rene JeanOok René Jean noemt in zijn recensie van de expositie een grote verscheidenheid aan werken. Hieronder de recensie in La Chronique Des Arts, 19 oktober 1912.

De expositie gaf een zodanig overzicht van de stijlveranderingen dat niet alleen Apollinaire (blz 103, Huber-Spanier, 2012), maar ook andere kunstcritici de kunstenaars op grond van hun stijl probeerden in te delen. Lisa Werner, in haar proefschrift Der Kubismus stelt aus: der Salon de la Section d’Or, Paris 1912 deelt het werk van de exposanten in twee grote  groepen in, ‘Postimpressionismus’ en ‘Kubismus’, die zij vervolgens onderverdeelt; Tobeen wordt gerangschikt onder de eerste groep en vervolgens onder de subgroep ‘Synthetismus’, zoals het onderstaande schema laat zien.

Schema WernerTer verduidelijking van wat Werner voor ogen stond met ‘Synthetismus’ nog het volgende citaat. Op p. 88-89 schrijft zij over o.m. Les faucheurs, Le repos en Les pelotaris: ‘Mit einer ungebrochenen Chromatik, die darüber hinaus in groβe, von flieβenden Konturen umschlossene Flächen gefaβt ist, schlieβen sich die in der Section d’Or gezeigten Werke von Tobeen  […] dem parallel zum Neoimpressionismus auftretenden Synthetismus an. Form und Farbe sind zu einer Darstellung vereinfacht, die in ihrer “Verflachung” kaum eine tiefenräumliche Illusion aufkommen läβt. Der Verzicht auf Modellierung und Binnenzeichnung des Bildpersonals, das sich aus monochromen Farbflächen zusammensetzt, unterstreicht die plane Beschaffenheit der Leinwand. Allenfalls kan für diese Maler eine kubischtisch gefärbte “Modernisierung” der synthetischen Bildsprache geltend gemacht werden, die sich auf einer spitzwinkligeren Kontur der Umrisse begründet.’

In haar bespreking van het futurisme voegt Werner, p. 204, onder verwijzing naar Les pelotaris, nog toe: ‘Tobeen, insbesondere aber Duchamp integrieren das Moment der Bewegung in ihre Gemälde, indem sie in einzelne Sequenzen zerlegte Bewegungabläufe wiedergeben.’

RecensieGeorgesDuBoscGeorges Dubosc recenseert in Journal de Rouen, 12 juli 1912, de tentoonstelling van de Société Normande de Peinture moderne die in Rouen plaats vond en beschouwd wordt als de voorloper van de Section d’or tentoonstelling drie maanden later; een aantal kunstenaars namen aan beide exposities deel. De recensent verdeelt de exposanten over twee groepen, de ‘Cubistes’ en de ‘Fauves’. Tot deze laatste groep rekent hij Tobeen.

Rond 1912 werkten de schilders van de Salon de la Section d’or in een ‘style parallèle’, een stijl die beïnvloed is door het kubisme van Picasso en Braque. Het ene werk meer dan het andere. Honderd jaar nadien had Lisa Werner behalve voor deze invloed vooral oog voor de synthese die Tobeens voorstelling laat zien en Georges Dubosc, tijdgenoot van Tobeen, zag hem eerder als een fauvist, terwijl op grond van Apollinaires indeling Tobeens werk zowel kenmerken van het kubisme als orfisme heeft. De poging het diverse werk van de Salon de la Section d’or over verschillende stijlen te verdelen, brengt aan het licht dat hierbij een dosis subjectiviteit een rol speelt.

Dit blijkt ook uit de titels van enerzijds de expositie in Musée de beaux-arts in Bodeaux en de Franse editie van de monografie die de tentoonstelling begeleidde, Tobeen Un poète du cubisme en anderzijds uit zowel de titel van de Nederlandse versie als de begeleidende tentoonstelling in Museum Flehite in Amersfoort, respectievelijk Tobeen Eigenzinnig kubist, poëtisch realist en “Tobeen, een poëtisch realist uit de Aquitaine”. Museum Flehite onderstreepte het realisme, Bordeaux benadrukte het kubisme en de Nederlandse versie vermeldt beide aspecten in de titel. De drie titels hebben het woord poëtisch  gemeen, men vond Tobeen een poëtisch kunstenaar en om dit te verbeelden heeft de schilder kennelijk naar een heel eigen stijl gezocht.

Armory Show 1913

Na de Section d’or expositie in Parijs, 1912, volgden er binnen korte tijd verscheidene tentoonstellingen waaraan kunstenaars van de Section d’or, onder wie Tobeen, deelnamen, zoals aan de Armory Show in de USA. Tobeen stuurde drie werken in (L’écuyère, Les pelotaris [schets] en Ciboure) voor deze International Exhibition of Modern Art. De tentoonstelling vond plaats in de 69th Regiment Armory in New York van 17 februari – 15 maart 1913. Deze tentoonstelling reisde hetzelfde jaar verder, en werd van 24 maart – 16 april in het Art Institute of Chicago, en van 24 maart -16 april 1913 bij de Copley Society in Boston gehouden.

ArmoryShow

http://extras.artic.edu/armoryshow/show/gallery/53-se Gallery 53 (south-east)

Hiernaast een foto van zaal 53 (south-east),in het Art Institute of Chicago,1913. Links in de hoek van de zaal L’écuyère (een andere versie dan L’écuyère, cat.nr. 87 in het ‘Overzicht van het oeuvre’. (Huber-Spanier, 2012). Rechts van het midden op de foto, boven een schilderij van Picasso, Les pelotaris (schets).

 

Tentoonstelling in Praag, bij de SVU Mánes in 1914

De Section d’or expositie in Parijs had niet alleen in de USA een vervolg. In 1914, februari – maart werd in Praag bij de SVU Mánes (Association of Fine Artists Mánes, Vereniging Mánes van beeldende kunstenaars) de expositie Moderni Umeni gehouden. Tobeen nam deel aan deze tentoonstelling, naast onde meer Albert Gleizes, André Roger de La Fresnaye, André Lhote, Jean Metzinger, Jacques Villon. Ook Constantin Brancusi en  Piet Mondriaan onder anderen hadden zich hierbij gevoegd.

Reproductie uit Paris: Capitaledes Arts, 1900 – 1968, Ann Dumas, Gladys Fabre, Norman Rosethal, Sarah Wilson, London, 2002.

Reproductie uit Paris: Capitaledes Arts, 1900 – 1968, Ann Dumas, Gladys Fabre, Norman Rosethal, Sarah Wilson, London, 2002.

Het blad Zlata Praha van 13 maart 1914, reproduceerde naar aanleiding van deze tentoonstelling vier werken: Van Tobeen zijn Pelotaris (1912), Constantin Brancusi Mme Pogany (1912) en van Jean Metzinger de twee schilderijen, links La femme à l’éventail (ca 1913) en rechts Femme au canot et à l’ombrelle (ca 1913).

De Section d’or tentoonstelling en vervolgens de Armory Show en de expositie Moderni Umeni plus de begeleidende publiciteit hebben Tobeen voor goed internationale bekendheid gegeven.